Dit boek van de jungiaanse pyscholoog Cuy Corneau is een klassieker in de literatuur over de ontwikkeling en psychologie van jonge mannen. De inhoud van dit boek is nog steeds actueel – of misschien wel actueler dan ooit – omdat steeds meer kinderen en dus ook jongens opgroeien in een omgeving waarin vaders en mannen fysiek afwezig zijn. Bijvoorbeeld in gezinnen van alleenstaande moeders en op kleuter- en basisscholen waar vooral vrouwen voor de klas staan.

Voor mij was en is de esssentie van dit boek dat jongens mannelijke rolmodellen in hun nabije omgeving nodig hebben om een positieve mannelijke identiteit te kunnen ontwikkelen. Dat wil zeggen: een mannelijke identiteit die gebaseerd is op wat zij volwassen mannen zien doen en laten. Wanneer mannelijke rolmodellen ontbreken, kunnen jongens niet anders dan een negatieve mannelijke identiteit ontwikkelen. Dat wil zeggen: een identiteit die gebaseerd is op wat zij volwassen vrouwen niet zien doen en laten. Immers, wanneer er geen man(nen) in de buurt zijn die met hun doen en laten het tegendeel bewijzen, is alles wat vrouwen doen niet mannelijk. De ontwikkeling een negatieve mannelijke identiteit gaat dan ook altijd samen met het afzetten tegen vrouwen.

Guy Corneau spreekt over ‘verloren zonen’, omdat – ten tijde dat hij het boek schreef – uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat psychische problemen, drugsgebruik (1), crimineel gedrag en zelfdoding (2) veel vaker voorkomt bij jonge mannen dan bij jonge vrouwen. De oorzaak hiervoor zoekt Corneau in het feit dat sinds het begin van de industriële revolutie vaders en mannen zowel fysiek als emotioneel uit de directe omgeving van opgroeiende jongens verdwenen zijn. Tot die tijd volgden de meeste jongens hun vader al vanaf jonge leeftijd in het beroep dat hun vader uitoefende. Ze werkten bijvoorbeeld mee op het land of – zoals de schippers van de Kamoleon – in de smederij van hun vader. Maar sinds de eerste industriële revolutie zijn steeds meer mannen voor hun werk in fabrieken en kantoren beland. Bovendien zijn er – mede onder invloed van de individualisering en ontkerkelijking – steeds meer éénoudergezinnen ontstaan(3). En met name in het basisonderwijs zien we al lang een trend waarbij er steeds minder meesters en steeds meer juffen voor de klas staan(4). 

Zowel in het Vader Zoon-weekend als in het Making of Men-weekend van Mannenhart krijgen jongens en jonge mannen de kans om een aantal dagen met een groep volwassen mannen op te trekken. Tijdens deze weekenden zijn er dus meerdere mannelijke rolmodellen aanwezig. Idealiter nemen de jongens en jongen mannen samen met hun vader deel aan deze weekenden. Wanneer de biologische vader afwezig is, kan dat ook een oom, een huisvriend of andere mannelijke mentor van de jongen of jonge man zijn.

(1) Cannabisgebruik komt nog steeds meer voor bij jongens dan bij meisjes. Zo zegt bijna 13 procent van de 12- tot en met 16-jarige jongens ooit cannabis gebruikt te hebben. Onder de meisjes gaat het om ruim 8 procent. Het verschil is significant, aldus cijfers over drugsgebruik van het Nederlands Jeugdinstituut.

(2)  Zelfdoding komt nog steeds vaker voor onder jongens dan meisjes. Onder de 20- tot 29-jarigen komt het zelfs ruim twee keer zo vaak voor, aldus cijfers over zelfdoding op de de website van het Nederlands Jeugdinstituut. De laatste jaren schommelt het aantal jongeren dat zich van het leven berooft. In de afgelopen decennia is echter een stijging te zien. Zo ging het in 1995 om 2,1 zelfdodingen per 100 duizend kinderen en jongeren tot 20 jaar, in 2000 om 2,5 zelfdodingen en in 2010 om 2,7 zelfdodingen. Nog verder terugkijkend waren er in 1970 1,6 zelfdodingen per 100 duizend kinderen en jongeren tot 20 jaar.

(3) Volgens het Nederlands Jeugdinstituut was er in 2021 circa 23 procent van de gezinnen een éénoudergezin, waarbij het in de meeste gevallen gaat om een alleenstaande moeder met een of meer kinderen. “Het aantal éénoudergezinnen stijgt gestaag. In 2011 waren er 496.272 eenoudergezinnen. In 2021 gaat het om 593.871 eenoudergezinnen met een of meer kinderen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021)”, aldus de website van het Nederlands Jeugdinstituut.

(4) Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statisiek uit 2017 is het merendeel van de leerkrachten in het basisonderwijs vrouw. Het aandeel vrouwen ” is de afgelopen jaren steeds verder toe­ genomen tot ruim 8 op de 10 in 2017.”